Bij een ingreep moet het bloedingsrisico van de ingreep worden afgewogen tegen het risico op het optreden van trombo-embolische complicaties bij het staken van de antistolling.
Inschatten risico op trombo-embolieën
Het risico op trombo-embolieën is afhankelijk van:
- De indicatie waarvoor de anticoagulantia worden gegeven
- De duur van de onderbreking van antistolling
- De wijze van antistolling
Een hoog risico voor arteriële trombo-embolie is gedefinieerd als een risico van >10% per jaar en een laag risico als <10% per jaar.
Een hoog risico voor VTE is gedefinieerd als een risico van >10% per maand en een laag risico als <10% per maand.
Risico |
Klinische status |
---|---|
Hoog |
|
Laag |
|
*De literatuur is niet eenduidig; het tromboserisico varieert van 10-12% (Douketis, 2004) tot 5-10% (Kovacs, 2004; Pengo, 2009; Daniels, 2009; Birnie, 2013). |
CHA2DS2-VASc score
Inschatten risico op bloedingen
Bij een patiënt met een bloedingsneiging of stollingsstoornis die onder behandeling is in het Hemofilie behandelcentrum in het Erasmus MC of elders: neem contact op met het Hemofilie behandelcentrum Erasmus MC (010-7040113), de consulent hematologie of de dienstdoende hematoloog voor perioperatief advies. Dit valt buiten deze richtlijn.
* Deze tabel is niet volledig en risico’s kunnen op basis van de casuïstiek anders ingeschat worden. **Voorwaarden voor het continueren van de VKA bij een aantal tandheelkundige ingrepen: de patiënt spoelt de mond met 10 ml 5% tranexaminezuur mondspoeling (50 mg/ml), 4 maal daags gedurende 5 dagen. Hiervoor is dus 200 ml nodig. De apotheek kan deze mondspoeling bereiden (KIMO richtlijn). |
||
Hoog bloedingsrisico |
Laag bloedingsrisico |
Klinisch niet significant bloedingsrisico |
---|---|---|
Anesthesiologie
|
|
|
Cardiologie
|
|
|
Gynaecologie
|
Gynaecologie
|
|
Heelkunde
|
Heelkunde
|
|
Interne geneeskunde/MDL
|
|
MDL
|
KNO/kaakchirurgie
|
KNO/kaakchirurgie
|
KNO/kaakchirurgie
|
|
Longziekten
|
|
Neurochirurgie
|
|
|
Neurologie
|
|
|
|
Oogheelkunde
|
|
Orthopedie
|
Orthopedie
|
|
|
Plastische chirurgie
|
|
|
|
Tandheelkunde
|
Traumatologie
|
|
|
Thoraxchirurgie
|
|
|
Werkwijze rondom de ingreep
De hoofdbehandelaar stelt de indicatie voor de ingreep en bepaalt het beleid met betrekking tot het stoppen en/of overbruggen van de antistolling. In het geval van een complexe casus kan de voorschrijver van de antistolling of de consulent hematologie geraadpleegd worden voor advies. De zaalarts (onder supervisie van de hoofdbehandelaar) is verantwoordelijk voor het postoperatief herstarten van de antistolling en de eventuele heraanmelding bij de trombosedienst.
Perioperatief beleid bij gebruik Vitamine K antagonisten (VKA)
Bepaal het risico op bloedingen (tabel 2) en het risico op trombo-embolieën voorafgaand aan een operatie of interventie: laag of hoog risico (zie tabel 1 en 2).
Zie stroomschema peri-operatief beleid VKA.
Ingreep met verwaarloosbaar bloedingsrisico met tevens beperkte potentiële nadelige gevolgen van een bloedingscomplicatie
- Continueer de antistollingsbehandeling met VKA, controleer of de INR niet supratherapeutisch is voor de ingreep of laat die controleren door de trombosedienst.
Ingreep met niet-verwaarloosbaar bloedingsrisico
- De ingreep kan niet plaatsvinden tijdens het gebruik van antistolling.
Zie stroomschema peri-operatief beleid VKA.
Praktische aanbevelingen t.a.v. antistolling
- Geef een patiënt die in aanmerking komt voor perioperatieve overbruggingsbehandeling bij voorkeur eenmaal daags LMWH in therapeutische doseringen.
- Houd bij overbrugging met therapeutische doseringen LMWH een interval van minimaal 24 uur aan tussen de laatste gift en de interventie.
- Continueer bij patiënten die VKA gebruiken en een pacemaker of ICD wissel of- implantatie ondergaan, de VKA behandeling, mits de therapeutische INR lager is dan 3.0.
- Staak bij patiënten die intraveneus ongefractioneerde heparine gebruiken de heparinepomp minimaal 4 uur, liefst 6 uur, preoperatief.
- Houd, indien voor intraveneuze ongefractioneerde heparine wordt gekozen, een interval tussen de ingreep en het herstarten van de ongefractioneerde heparine van ten minste 24 uur aan; bij een hoog tromboserisico kan dit interval worden verkort naar 12 uur.
Spoedingreep
Bloeding bij gebruik VKA
Bloeding bij gebruik LMWH/ ongefractioneerde heparine
Perioperatief beleid bij gebruik DOAC
Onder Directe Orale Anticoagulantia (DOAC) vallen de directe factor Xa remmers (Rivaroxaban, Apixaban en Edoxaban) en de directe trombineremmer (Dabigatran).
Bepaal het tromboserisico en het bloedingsrisico voorafgaand aan een operatie of interventie: laag of hoog risico (zie tabel 1).
Aanbeveling:
- Geef geen overbruggingstherapie met heparine bij staken DOAC.
(Reden: vergelijkbare T½ als LMWH). - Bepaal voorafgaand voor en na de procedure de nierfunctie, zie stroomschema perioperatief beleid DOAC.
- Bepaal het bloedingsrisico.
- Bepaal vervolgens het tijdsinterval van staken van de DOAC.
Ingreep met verwaarloosbaar bloedingsrisico
Aanbeveling:
- Continueer de antistollingsbehandeling met DOAC
- Overstappen van of naar een andere DOAC kan bij de eerst volgende geplande dosis
Ingreep met niet-verwaarloosbaar bloedingsrisico:
Aanbeveling:
- De ingreep kan niet plaatsvinden tijdens het gebruik van antistolling.
Voor het beleid zie stroomschema perioperatief beleid DOAC
Spoedingreep
Perioperatief beleid bij gebruik trombocyten aggregatieremmers (TAR)
Onder de trombocytenaggregatieremmers vallen de irreversibele remmers: acetylsalicylzuur, clopidogrel, ticagrelor en prasugrel.
Onder de reversibele remmers vallen dipyridamol en NSAID’s, zoals Ibuprofen, Naproxen en Piroxicam.
In deze richtlijn wordt alleen ingegaan op de middelen die als trombocytenaggregatieremmer (TAR) worden toegepast.
Zie stroomschema peri-operatief beleid TAR.
Bij Dual Antiplatelet Therapy (DAPT) behandeling
Dual Antiplatelet Therapy (DAPT) bestaat uit ASA in combinatie met een APD receptor/P2Y12 remmer. Dit is geïndiceerd na percutane coronaire interventies (PCI) met stentplaatsing en bij een acuut coronair syndroom (ACS: instabiele angina pectoris en/of myocardinfarct).
Duur van DAPT is 3 maanden na plaatsing van een bare metal stent (BMS) bij stabiele angina pectoris, 6 maanden na plaatsing van een (nieuwe generatie) drug-eluting stent (DES) en 12 maanden bij het acuut coronair syndroom.
Het te vroeg staken van DAPT heeft een hoog risico op in-stent-trombose of coronaire events en wordt dan ook afgeraden vanwege de hoge mortaliteit, die tot 20% kan bedragen, indien zonder DAPT geopereerd wordt in de eerste weken na stentplaatsing. Bij een geplande ingreep bij patiënten die DAPT gebruiken dient altijd vooraf te worden overlegd met de voorschrijver omtrent het beleid van tijdelijk staken van DAPT indien uitstel van de ingreep niet mogelijk is en wanneer de minimale behandelingsduur nog niet is verstreken.(zie tabel 3)
Bij een spoedingreep met een hoge kans op stenttrombose zou overbrugging met een intraveneuze reversibel IIb-IIIa antagonist, zoals Eptifibatide of Tirofiban kunnen worden overwogen. Overbruggen met heparine moet worden vermeden.
Ingreep/omstandigheid |
Onderbreken DAPT (bij voorkeur ASA handhaven) |
||
---|---|---|---|
|
|
Gebruiksduur sinds interventie minimaal |
Gebruiksduur sinds interventie bij voorkeur |
Ingrepen met laag bloedingsrisico |
Niet onderbreken maar continueren |
|
|
Electieve niet-cardiale chirurgie: |
|
|
|
|
|
1 maand |
3 maanden |
|
|
3 maanden |
6 maanden |
|
|
12 maanden |
|
Semispoed interventie |
|
ASA continueren; Clopidogrel/Ticagrelor 5 dagen stop of Prasugrel 7 dagen stop (ESC 2014) |
|
Spoedoperatie |
Niet onderbreken maar continueren (ACCP 2012) |
|
|
Cardiale chirurgie |
|
ASA continueren; Clopidogrel/Ticagrelor 5 dagen stop of Prasugrel 7 dagen stop (ESC 2014) |
|
Aanbeveling:
- Bij voorkeur acetylsalicylzuur continueren.
- Bij een geplande ingreep bij patiënten die DAPT gebruiken dient altijd vooraf te worden overlegd met de voorschrijver omtrent het beleid van tijdelijk staken van DAPT.
- Stop DAPT perioperatief niet tenzij na bepaald minimaal interval na coronaire interventie waarbij een stent wordt geplaatst, acuut coronair syndroom of na TIA/herseninfarct (zie tabel 3).
- Stel de operatie zo mogelijk uit tot de optimale termijn van gebruik van trombocytenaggregatie remmers (TAR) verstreken is (zie stroomschema peri-operatief beleid TAR)
Spoedingreep
Herstarten TAR
- Zie stroomschema peri-operatief beleid TAR.
Hervat clopidogrel/ticagrelor/prasuregel of andere plaatjesremmer met een adequate oplaaddosis die past bij het voorgeschreven middel.