Algemene maatregelen bij transfusiereacties

Revision date:
01-03-2021

Algemeen

Transfusiereacties zijn ongewenste bijwerkingen en complicaties van transfusie van bloedproducten. Deze kunnen zeer uiteenlopend van ernst en vorm zijn. De verschillende soorten transfusiereacties en eventueel in te zetten diagnostiek/maatregelen zijn hieronder weergegeven gevolgd door de indeling in graderingen van ernst van de reacties. Elk ziekenhuis dient dan ook het toedienen van de verschillende bloedproducten vast te leggen in een SOP.

In het algemeen kan gesteld worden dat veel transfusiereacties korte tijd na het starten van de transfusie optreden. Daarom is het noodzakelijk om de patiënt gedurende de eerste tien minuten nadat het bloedproduct in de circulatie van de patiënt inloopt te observeren. Dit geldt voor patiënten van alle leeftijden. Ook tijdens transfusie moet regelmatig worden gecontroleerd of er zich geen problemen voordoen. Voor het starten van de transfusie behoort ook de lichaamstemperatuur, bloeddruk en pols van de patiënt vastgelegd te worden om als uitgangspunt voor eventuele verdere metingen te dienen. Dit dient 10 min. na start van de transfusie en na het beëindigen van de transfusie herhaald te worden. Koorts op zich is overigens geen contra-indicatie voor het starten van een transfusie. In het algemeen kan gesteld worden dat indien er zich ernstige reacties tijdens de transfusie voordoen, de transfusie onmiddellijk gestaakt dient te worden. Het infuussysteem dient te worden vervangen door een nieuw systeem (gevuld met 0,9% NaCl), de infuuscanule moet hierbij in situ blijven. Na behandeling van de reactie kan afhankelijk van het soort reactie, onderzoek naar de onderliggende oorzaak ingezet worden.

Algemene maatregelen bij acute transfusiereacties

Bij ernstige transfusiereacties en/of temperatuurstijging > 2ºC worden de volgende acties ondernomen:

  1. Stop de transfusie.
  2. Controleer de identificatie van patiënt en donor.
  3. Vraag vervolg-onderzoek aan. Neem hiervoor bloed af uit de andere arm en bij > 2ºC temperatuurstijging ook een bloedkweek. Stuur vervolgonderzoek en bloedkweek op de gebruikelijke wijze in naar het laboratorium.
  4. Verzamel de eerst geproduceerde urine voor onderzoek op vrij hemoglobine. Stuur de donoreenheid afgedopt met een zijlijntje naar het transfusielaboratorium.
  5. Vermeld de vraagstelling en de klinisch relevante gegevens op het daartoe strekkende transfusiereactieformulier en stuur ook dit naar het laboratorium. Denk ook aan een eventuele vorige bloedtransfusie die een vertraagde reactie kan hebben veroorzaakt.
  6. Spreek adequate controles bij patiënt af (pols, temp, tensie).

N.B. Als er verwisseling heeft plaats gevonden, dient onmiddellijk ook de andere patiënt te worden opgespoord. Neem dan altijd contact op met de bloedtransfusiedienst of dienstdoende laboratoriumspecialist van het transfusielaboratorium